maandag 14 januari 2008

Lalang Longhouse: op bezoek bij de koppensnellers

Laat me beginnen met enkele geruststellende woorden: er worden geen koppen meer 'gesneld' tegenwoordig. Hoofden van vijanden afhakken om ze als een soort trofee mee naar huis te nemen (ongeveer zoals wij een beker op de schoorsteen zouden zetten zeker?), is een praktijk die al meer dan een halve eeuw niet meer uitgevoerd wordt. Wat wel nog bestaat zijn de unieke woningen waar de krijgers woonden en die nu onderdak bieden aan enkele oud-strijders en hun vele nakomelingen. Dat zijn de longhouses. Lange huizen, op palen, waarin meerdere families wonen. Een dorp in een huis als het ware. Er is een gemeenschappelijk 'terras', maar elk gezin heeft zijn eigen woonruimte.

Wij zijn eergisteren na een vier uur-durende rit vanuit Kuching, met tussenstops in het orang oetang rehabilitatiecentrum van Semenggogh (Had ik meer van verwacht. Was een beetje Planckendael in de jungle. De apen worden gevoederd en daar staat dan een buslading toeristen op te kijken. Elke move van de beesten wordt gefilmd en gefotografeerd en dat terwijl ze zo ver van je afzitten dat je cameraschermpje enkel een grote harige vlek laat zien!) en op de levendige markt van Serian (om inkopen de doen voor ons verblijf en om wat local food & fruit te proeven), kort na de middag aangekomen aan de Skrang-rivier. Hier nam Aba, organisator en slechte chauffeur all in one, afscheid van ons en moesten wij de longboat op voor nog eens anderhalf uur. Dan pas arriveerden we op onze bestemming: Lalang Longhouse. Een van de weinige nog echt traditionele Iban-longhouses in de regio en eentje dat (nog) niet platgelopen wordt door toeristen. Slechts 1 a 2 keer per maand brengt Aba een paar mensen naar daar en de tour staat ook in geen enkele gids of brochure beschreven. Je moet er echt heel specifiek naar vragen. Een geluk dus dat ik met die twee kerels van het visitor's center aan de praat ben geraakt.
Enfin, het verblijf voldeed helemaal aan onze verwachingen. Al moet je je daar vooral geen al te spectaculaire dingen bij voorstellen. We hebben twee korte jungle trekkings gedaan (zodat we o.a hun kleine rubber- en peperplantages konden zien) en aangezien het regenseizoen niet meer is wat het geweest is, was ook zwemmen in de rivier een van onze favoriete bezigheden.
Maar het grootste deel van de tijd hebben we gewoon geleefd op het lokale tempo (heel wat versnellingen lager dan het onze dus) en de bewoners geobserveerd terwijl ze bezig waren met hun dagelijkse activiteiten: rubber verwerken, bamboematten en -manden weven, patchworkdekens maken, wassen, koken of gewoon in de hangmat liggen, wat babbelen en voor zich uitstaren.

Vooral de chief en de andere oude mannen waren mooi om te zien. Veel tatoos die een stoer verleden verraden, maar nu lichtjes verschrompeld en traag bewegend. In alle stilte houden ook zij zich met zeer veel geduld bezig met allerlei handarbeid.

Onze gids ter plaatse, Entalai, was zo'n beetje de intellectueel van het gezelschap. De enige die wist dat er nog een wereld buiten het dorp was en de enige die fatsoenlijk Engels sprak. Een paar andere mannen kenden enkele woorden, maar de meeste locals gaven gewoon antwoord in het Iban, denkende dat wij die taal wel machtig zouden zijn. Tja, niet dus.
Naast lekker eten (o.a een bbq in de jungle waarbij alle eten gemaakt en opgegeten werd in bamboe), kregen we van Entalai (en zijn vrouw) heel veel uitleg over het leven in de longhouse. 20 families wonen er, dat betekent een man of zeventig dus. Ieder heeft z'n eigen leven, maar er wordt ook veel samen gedaan en alles wordt eerlijk verdeeld. Dat zagen we bijvoorbeeld bij het uitdelen van de cadeautjes die we meegebracht hadden... Alle bewoners verzamelden op het terras en elke familie kreeg vervolgens evenveel pakjes chips, koekjes en een beker chocomelk. Fijn om te zien dat ze daar heel blij mee waren.
Naast veel relaxen wordt er toch ook veel en hard gewerkt op de plantages. Ze verdienen dan een beetje geld door hun rubber en peper op de markt te verkopen, al hebben ze dat geld eigenlijk enkel nodig om brandstof voor de boten en 'extraatjes' te kopen. Voor de rest voorzien ze helemaal zelf in hun levensonderhoud. Rijst, fruit en groenten groeien als het ware in hun achtertuin, ze kweken vissen en kippen en er is genoeg hout en bamboe om te bouwen en matten en dergelijke van te maken.
De dichtste school ligt op 1 uur varen en dus zitten de kinderen allemaal op internaat. 2 weken daar en dan een weekend thuis. De school en dat internaat zijn trouwens volledig gratis en ook alle medische kosten worden volledig betaald door de overheid. Straf.

Vandaag met spijt in het hart, maar ook lichtjes opgelucht (niets doen is fijn voor even, maar geef mij uiteindelijk toch maar de drukke bewoonde wereld!) teruggekeerd naar Kuching. En daarnet al bij Mc Donalds gegeten zowaar. Sorry, maar was ff nodig na de overdosis rijst van de afgelopen dagen!

Tot snel,
X

Geen opmerkingen: